Skip to main content


Datum:
18 maart 2020
Regelgeving in tijden van Corona

De COVID-19-pandemie heeft de wereld door elkaar geschud. De pandemie stelde ook de regelgevers op de proef. Er moest snel worden opgetreden met dwingende maatregelen om de verspreiding van het virus in te dijken. De maatregelen die rechtstreeks en preventief waren gericht tegen COVID-19 vormden echter maar een klein aandeel van de golf aan coronagerelateerde rechtsregels: door de enorme sociale en economische impact werden nieuwe tijdelijke steunregelingen uitgerold en werden bestaande verplichtingen in diverse regelingen gemilderd of tijdelijk geschrapt.

De rechtsregels en de regelgevers hebben een heuse stresstest ondergaan ingevolge de COVID-19-pandemie. In een aantal gevallen werden rechtsregels, tot en met grondwetsbepalingen en grondwettelijke beginselen, veel soepeler toegepast dan men normalerwijze mogelijk zou achten. Juristen zijn eraan gewend dat recht een zekere buigzaamheid vertoont, ja zelfs moet vertonen, om aanpasbaar te zijn aan wisselende omstandigheden, in het bijzonder aan crisisomstandigheden als een pandemie. Die soepelheid kan echter niet zover gaan dat de wezenskenmerken van ons recht teloorgaan, namelijk vastheid, voorspelbaarheid en legitimiteit.

In een themanummer van het Tijdschrift voor Wetgeving, samengesteld onder leiding van Patricia Popelier, Jeroen Van Nieuwenhove en Toon Moonen, komen diverse van deze vraagstukken (onder andere de toekenning van bijzondere machten, het crisisbeheer bij ministerieel besluit, de rol van de lokale besturen en de federale bevoegdheidsverdeling) uitgebreid aan bod.